
Gods zorg voor de vreemdeling
God vraagt van ons zorgzaam te zijn voor vreemdelingen. “En wanneer een vreemdeling bij u in uw land verblijft, zult u hem niet onderdrukken. Als een onder u geboren Israëliet zal u de vreemdeling gelden, die bij u verblijft; u zult hem liefhebben als uzelf, want u bent vreemdeling geweest in het land Egypte: Ik ben de HEERE, uw God.” (Lev. 19: 33-34, zie bijvoorbeeld ook Deut. 10:17-18, Ez. 47:21-23).
Jezus vertelt zelf ook over vreemdeling zijn. Het goede dat je voor je naaste doet, ziet Jezus alsof het voor Hemzelf gedaan is. Hierbij hoort ook het onderdak verlenen aan de vreemdeling (Mat. 25:25-36). Sommigen hebben hierdoor onwetend engelen geherbergd (Hebr. 13:2).